Wanneer een ondernemer een auto koopt, betaalt deze naast het aankoopbedrag ook btw. Als de auto wordt gebruikt voor de btw belaste activiteiten van de onderneming kan de btw over het aankoopbedrag (voorbelasting) door de ondernemer in aftrek worden gebracht. Voor een particulier is het echter niet mogelijk om de btw in aftrek te brengen.
Voor een directeur-grootaandeelhouder (particulier) kan het zo aantrekkelijk zijn om een auto te kopen via zijn bv (ondernemer), die btw belaste activiteiten verricht. De auto wordt aangekocht door de bv en kan vervolgens worden verkocht aan de DGA voor een fractie van de prijs.
Een dergelijke transactie kan als volgt worden weergegeven:
Voor de bv is het mogelijk om de btw over het aankoopbedrag in aftrek te brengen. De dga kan dit niet, maar betaalt als eindgebruiker weinig btw in vergelijking tot de btw die de bv bij aanschaf als voorbelasting in aftrek heeft gebracht. De dga bespaart vervolgens btw door het betalen van een lage vergoeding. Is het echter mogelijk om een auto zonder beperking voor een lage vergoeding aan een dga te verkopen?
De vergoeding
Het rekenen van een lage vergoeding voor de auto betekent in sommige situaties een verkapte dividenduitkering aan de dga. Uiteraard zal de dga over dit verkapte dividend inkomstenbelasting (aanmerkelijkbelangheffing) verschuldigd zijn. In dit kader zal over dit informele dividend ook dividendbelasting aangegeven moeten worden. Voor de btw vormt verkapt dividend geen vergoeding waarover btw verschuldigd is. De maatstaf van heffing binnen de btw dient enkel te worden bepaald door de vergoeding.1
Rechtbankuitspraak 2022
Het antwoord op voormelde vraag komt onder andere naar voren uit de uitspraak van de rechtbank van 20 december 2022. Daarbij blijkt de lage vergoeding niet strijdig te zijn met de Wet OB 1968. Het standpunt van de inspecteur dat hier sprake zou zijn van misbruik van recht slaagde niet.2 De voormelde uitspraak is behandeld in onze eerdere blog over dit onderwerp.
Volgens de rechtbank deed zich geen misbruik van recht voor, omdat het in de casus niet ging om een samenstel van transacties met een kunstmatig karakter. Het ging enkel om de koop en verkoopovereenkomst tussen de bv en de dga. De rechtbank oordeelde dat het rekenen van een lage vergoeding om omzetbelasting te besparen onvoldoende was om te spreken van misbruik van recht.
Rechtbankuitspraken 2023
In recentere uitspraken lijken de rechtbank en inspecteur toch meer op één lijn te liggen.3 Deze uitspraken wijken ten aanzien van het feitencomplex af van het feitencomplex van de voormelde rechtbankuitspraak 2022. In beide rechtbankuitspraken 2023 volgde de verkoop van de auto aan de dga vlot op de aanschaf van de auto door de bv De rechtbank oordeelde in beide uitspraken dat de afdracht btw niet correct was opgemaakt en de hoogte van de btw diende te worden gecorrigeerd. Voor de correctie werd in beide uitspraken een andere basis gevonden.
Fiscale kwalificatie
In een van de uitspraken oordeelde de rechter dat de fiscale kwalificatie niet geheel juist was. Niet de bv maar de achterliggende dga was de afnemer van de auto. De bv had hierdoor geen recht op aftrek van voorbelasting. Het voormelde werd gesteld aan de hand van de rechtstreekse overschrijving van de auto binnen het RDW aan de dga en de verkoop van de auto binnen één maand tegen een lage vergoeding. Het argument van de dga dat de verzekeringsvoorwaarden (voordeligere verzekeringen in privé) tot een doorverkoop naar privé had geleid, mocht hier niet baten. Bij voormelde (directe) levering aan de afnemer zouden echter vraagtekens kunnen worden geplaatst, gelet op de regels bij ketentransacties (ABC-transacties). Bij een ABC-transactie wordt een goed direct geleverd aan de uiteindelijke gebruiker, maar binnen de btw worden twee belaste prestaties gezien.
Misbruik van recht?
In de andere uitspraak van 12 juli 2023 oordeelde de rechtbank, in tegenstelling tot de uitspraak van 20 december 2022, dat sprake was van misbruik van recht, door het rekenen van een lage vergoeding. De rechtbank acht de lage vergoeding niet overeenstemt met het doel en strekking van de Btw-richtlijn en de Wet OB 1968.4 De auto is eerst door de bv gekocht en vervolgens verkocht aan de DGA om zo een belastingvoordeel te verkrijgen.
Om te spreken van misbruik van recht is het van belang dat aan twee voorwaarden is voldaan:
- Er wordt voldaan aan de tekst van betreffende wettelijke bepaling, maar niet aan het doel van ervan;
- Belastingbesparing is het belangrijkste oogmerk.
De betreffende wettelijke bepaling ziet hier op de maatstaf van heffing. De maatstaf van heffing binnen de omzetbelasting wordt bepaald aan de hand van de hoogte van de vergoeding en is subjectief. De verkoper kan zelf de hoogte van zijn vergoeding bepalen. Bij verkoop tussen verbonden partijen kan door de lidstaat van de voornoemde bepaling worden afgeweken en nadere regels worden gesteld. Nederland heeft hier echter niet voor gekozen, waardoor kan worden gesteld dat een lage vergoeding conform het doel van de bepaling is. Echter komt uit de jurisprudentie naar voren dat het rekenen van een te lage vergoeding niet overeenstemming is met het doel van de Btw-richtlijn en de Wet OB 1968.
De tweede voorwaarde ziet op het oogmerk. Het oogmerk dient te zijn gebaseerd op feiten. De inspecteur heeft de last om dit te bewijzen. Dit is echter niet gemakkelijk. De facturen ten aanzien van de aankoop en doorverkoop van de auto kunnen hierbij mogelijk dienen als bewijs. Het verschil tussen beide vergoedingen is daarbij van belang en een mogelijk oogmerk van belastingbesparing.
Wanneer sprake is van misbruik van recht moet de situatie zodanig worden geherdefinieerd dat geen sprake meer is van misbruik. Zo oordeelde de rechtbank in dit geval dat de vergoeding waarover de btw is verschuldigd dient te worden gecorrigeerd.
Ondanks de uitspraken blijft de lage vergoeding voor de auto van de dga in de btw een uitdagende materie. Is het mogelijk om aan de dga een auto te verkopen tegen een lage prijs? Graag denken wij met u mee. Neem gerust contact met ons btw-team op, zodat wij u (verder) op weg kunnen helpen.
[1] Art. 8, lid 1, Wet op de Omzetbelasting 1968.
[2] Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20 december 2022, ECLI:NL:RDZWB:2022:7710.
[3] Rechtbank Noord-Holland, 12 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8686; Rechtbank Noord-Holland, 12 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:8690.
[4] HvJ EU 22 december 2010, Weald Leasing Ltd. C-103/09, ECLI:EU:C:2010:804.