Het box 3-regime gaat op de schop. Al langere tijd is de wens aanwezig om de vermogensheffing in box 3 aan te laten sluiten bij het werkelijk rendement. De Staatssecretaris van Financiën heeft recent zijn plannen geschetst om per 1 januari 2022 het box 3-stelsel aan te passen. Wat gaat er voor u veranderen?
Het huidige stelsel
In de huidige box 3 wordt de belastingdruk bepaald op basis van hoeveel vermogen u hebt op 1 januari van het betreffende belastingjaar.
Het vermogen wordt momenteel gevormd door van uw bezittingen (zoals spaargeld, beleggingen en vastgoed) de schulden (met een drempel van € 3.100 per persoon) af te trekken. Het saldo hiervan vormt de rendementsgrondslag. Indien de rendementsgrondslag niet meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen van € 30.846 (in 2020) per persoon, is er geen inkomstenbelasting verschuldigd in box 3. Het deel van het vermogen dat hoger is dan het heffingvrije vermogen, vormt de grondslag sparen en beleggen.
De grondslag sparen en beleggen wordt aan een spaardeel en een beleggingsdeel toegerekend. Voor de toerekening wordt gebruikgemaakt van drie vermogensschijven. In de eerste schijf geldt een forfaitair rendement van 1,80%, de tweede schijf gaat uit van een forfaitair rendement van 4,22% en voor het vermogen dat meer bedraagt dan € 1.005.572, wordt ervan uitgegaan dat dat vermogen 5,33% rendement maakt.
Het totaalrendement dat op basis van de drie vermogensschijven wordt berekend, vormt het voordeel uit sparen en beleggen in box 3, dat tegen een tarief van 30% wordt belast.
Het huidige stelsel is hieronder schematisch weergegeven:
Bron: Rijksoverheid
Het voorstel
In het voorgestelde regime zal worden gekeken naar het soort vermogen dat u hebt. Het nieuwe systeem zal op hoofdlijnen als volgt werken.
p Stap 1: heffingvrij vermogen
Zijn uw totale bezittingen hoger dan € 30.846 (het heffingvrije vermogen)? Dan wordt vanaf 1 januari 2022 het volledige vermogen belast. In de nieuwe regeling wordt in tegenstelling tot de huidige regeling in deze situatie ook het vermogen dat lager is dan € 30.846, meegenomen in de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen. Daarmee wordt het heffingvrije vermogen een fatale grens. Alleen indien het totaal aan bezittingen minder bedraagt dan het heffingvrije vermogen, bent u geen inkomstenbelasting in box 3 verschuldigd.
p Stap 2: verdeling
Het vermogen (bezittingen en schulden) wordt verdeeld in de volgende drie categorieën:
- spaargeld
- overige bezittingen
- schulden
Onder de categorie ‘spaargeld’ vallen alleen tegoeden die op een bank- of spaarrekening staan. Contant geld, obligaties en aandelen vallen niet onder deze categorie, maar worden tot de overige bezittingen gerekend, evenals onroerend goed.
Voor schulden geldt dat die in het nieuwe systeem niet langer in mindering worden gebracht op de bezittingen, zoals in het huidige stelsel wordt gedaan. In plaats hiervan zal een debetrente over de schulden in aanmerking worden genomen.
p Stap 3: fictief rendement
Als het vermogen is verdeeld in de drie categorieën vermogensbestanddelen, wordt aan iedere categorie een apart forfaitair rendement toegerekend. Voor spaargeld wordt uitgegaan van een rendement van 0,09%, terwijl alle overige bezittingen worden geacht 5,33% rendement op te leveren. Voor de forfaitaire debetrente over de schulden wordt 3,03% in aanmerking genomen.
Aan de hand van forfaitair vastgestelde rendementen voor spaargeld en overige bezittingen en de debetrente voor de schulden wordt afzonderlijk voor iedere categorie het inkomen bepaald en vervolgens bij elkaar opgeteld.
p Stap 4: € 400 heffingvrij inkomen
Voor het totaal van de inkomsten uit het vermogen geldt een heffingvrij inkomen van € 400 per persoon. Het bedrag na aftrek van het heffingvrij inkomen vormt het belastbaar inkomen in box 3.
p Stap 5: tarief naar 33%
Het belastbaar inkomen in box 3 wordt belast tegen 33%. In het huidige systeem is dit tarief 30%. Dit betekent dat het tarief met 10% zal stijgen.
Hieronder is het voorlopige voorstel schematisch weergegeven:
Bron: Rijksoverheid
Van plan naar wet
Het betreft momenteel een plan, waarover naar verwachting voor volgend jaar zomer een wetsvoorstel wordt gepresenteerd. Daarmee wordt het plan nader ingevuld en worden ook eventuele antimisbruikbepalingen duidelijk. De ambitie van de Staatssecretaris van Financiën is om de nieuwe regeling per 1 januari 2022 in werking te laten treden.